Er komt een vrouw bij de dokter. Ze wil daar niet zijn, niet geconfronteerd worden met het stempel dat ze nu bijna een jaar bij zich draagt. Ze wil door met haar leven, haar tijd niet verdoen. Ze heeft geen tijd om te wachten, nergens op. Niet op uitslagen (zelfs als je bovenop de stapel ligt duurt het een week voordat je meer weet), niet op het behalen van een motorrijbewijs, niet op de dag dat ze niet meer hoeft te werken waar ze nu werkt. Het enige dat ze wil en kan is nu leven, zonder uitstel.
En toch weet ze dat ze naar binnen moet. De dokter zegt: “stel dat er wel nog iets zit, dan willen we daar iets aan kunnen doen.” Ja natuurlijk! Ze wil alles doen om haar kinderen groter te zien worden, ze wil haar nichtje langer meemaken dan een jaar, ze wil zo veel! Elke dag is er één meer, om te genieten, te huilen, te lachen, samen te zijn met dierbaren en om het leven te vieren. En niet om je bezig te moeten houden met onzekerheid die niet kleiner wordt door het laten doen van lichamelijk onderzoek. Er bestaat niet meer garantie dan dat je elke dag doodziek kan worden. De kans is minimaal, maar bestaat en is sinds een jaar meer realiteit dan ooit daarvoor.
Ik neem afscheid van de periode daarvoor, de periode waarin ik niet onbezonnen of onbezorgd in het leven stond, maar wel zonder kanker vonnis. Ik rouw! En tegelijkertijd grijp ik met alle mogelijke middelen mijn toekomst aan, om van mijn leven te maken wat er in zit!