Zes maanden lang hebben we keihard gewerkt op onze camping met 120 plaatsen. Gemiddeld 12 uur per dag. De eerste maanden was ik dag en nacht zenuwachtig en had ik diarree. Ik probeerde regelmatig ’s avonds nog even een uurtje fietsen, een van de weinige manieren om de spanning mijn lichaam uit te krijgen. Vervolgens werd ik gekweld door slapeloosheid. Ik viel ’s avonds wel zowat bewusteloos op mijn kussen, maar heel vroeg om 4, 5, of 6 uur was ik klaarwakker. Dan ging mijn hoofd aan en volgde er een piekersessie die alleen gestopt werd door de wekker en een warme douche. Die piekergedachten hadden ook alle reden mijn hoofd te bevolken. Een pomp van ons afvalwatersysteem viel uit. Een storm teisterde op 6 juli midden in de nacht de camping en liet een spoor van weggeblazen tenten en omgevallen bomen achter. Medewerkers werden ziek of kwamen niet opdagen. Daarom werkten we weken achter elkaar door zonder vrije dag. Er waren meerder dagen dat het water uitviel, en dat bij 40 graden. En ondertussen bleven de gasten toestormen, in grote getale. Zonder dat wij echt pauze konden nemen. Ontspannen kon alleen op een paar zorgvuldig gekozen momenten.
De adrenaline die mijn lichaam heeft ingezet om deze topprestatie te kunnen leveren, is niet zomaar verdwenen als het 1 oktober is geworden en de camping sluit. Integendeel. Die raast nog minstens een week of 3, 4, 5 door mijn lichaam. Ondanks dat ik ’s avonds een boek lees of een domme film kijk en overdag slechts een paar uurtjes in slakkentempo de camping afsluit of mailtjes beantwoord. Zelfs als we op vakantie gaan naar Portugal laat het nog van zich horen. Het doet me denken dat ik nog van alles moet. Dat ik niet stil mag zitten en zijn. Dat ik nooit meer kan ontspannen. Laat me onrustig slapen. En belet dat ik zonder meer kan genieten en bijtanken. In combinatie met mijn prestatiegerichtheid zorgt dit voor de nodige frustratie en onrustige nachten vol bizarre en beangstigende dromen die ik me de volgende morgen niet herinner. Maar die er wel voor zorgen dat ik badend in het zweet wakker word, midden in de doodstille nacht.
Kennelijk kost het tijd. Om van overspannen naar ontspannen te gaan. Tijd die ik mezelf eigenlijk niet gun, want ik wil elk moment genieten van deze zalige vakantie. Tijd die ik mezelf moet gunnen, want dat is wat er nodig is. En verplicht niks doen, een boek lezen, wat breien, of in een sauna op een harde houten bank liggen zweten. Je gedachten terugbrengen tot niks. Mezelf dwingen om nergens over na te denken. Niet over wat ik allemaal anders had willen doen. Niet over hoe het volgend seizoen anders kan. Gewoon op een ligbank gaan liggen, kijken naar het uitzicht over de heuvels en de Atlantische oceaan in de verte. Kleine vogeltjes heen en weer zien vliegen tussen de fuchsia roze bougainville, de trompetbloemen en de knaloranje hibiscus struiken. De zoete geur van de eucalyptus bomen opsnuiven.
Pas na een week weg zijn, op het strand Praia do Salto, ten noorden van Porto Covo kom ik echt tot rust. Kan ik me eindelijk overgeven. Het geluid van de golven die breken op het strand en tussen de rotsen zorgen voor een rustgevend gerommel. Waar de zon mij door en door verwarmd en me weer een zomerse tint geeft. Waar ik beschermd lig tegen de wind, tussen hoge rotswanden (die gevaarlijk af kunnen brokkelen als ik de borden moet geloven). Daar voel ik weer een beetje bestaansrecht. Dat ik er gewoon mag zijn en dat niks doen even goed bijdraagt aan een gelukkig leven, als 35 gasten op één middag inschrijven.