De reis

Elk verhaal verloopt volgens twaalf stappen, de zogenaamde reis van de held, zo leer ik deze week op Terschelling, waar ik een week schrijf onder begeleiding van Nanda Huneman en Jeanet van Omme. Wow, dit geeft een heel nieuw perspectief! Aan mijn boek, ik kan morgen alle stappen invullen met mijn stukjes, onderwerpen, hoofdstukken. Maar niet alleen het boek wordt gekenmerkt door de reis. Ook mijn eigen leven, fases daarin en zelfs deze week: het schrijven van het boek is een reis op zich.

Het begint met de reis naar dit eiland toe. Die duurt lang, 5 tot 6 uur met het openbaar vervoer en is vol obstakels: de leegte van de Middenmeerse polders, de lengte van de afsluitdijk, de kronkels van de vaargeul door de Waddenzee. Twee uur op een veerboot.

Eenmaal aangekomen in het donker, wordt de schrijver in mij wakker geroepen. “Hoe zou je de schrijver willen noemen?” vraagt Jeanet. Stroom, komt er direct in me op. Het proces van dit boek voelt als een brede bergbeek. Gooi er een blaadje in of een stukje hout en onherroepelijk wordt het meegezogen, steeds verder stroomafwaarts. Zo voel ik me ook, ik word meegevoerd, onbekend waarheen, geen houden aan, dit boek moet geschreven worden! Ongeremde trekkrachten tillen me op en voeren me mee.

Maandag produceer ik stukjes, ik schrijf een inleiding. Ik breng volgorde aan in wat ik schrijf, maar ik mis iets. Dinsdagochtend tekenen we het symbool de kom. Oh dit is zalig, ik voel me ingebed in een warme veilige omgeving. Hier kan ik helemaal in opgaan! Die avond legt Nanda ons de reis van de held uit aan de hand van filmfragmenten. Dit klinkt als muziek in mijn oren!

Woensdag geef ik mijn boek zijn definitieve structuur aan de hand van de stappen van de reis van de held. Steeds verder stroomafwaarts ga ik, de beek wordt dieper, het water stroomt sneller. Ik ga soms kopje onder, hap naar adem, maar ik moet mee. Ik schrijf de crisis, het dieptepunt van het boek terwijl de muziek van de film Amelie in mijn oren dendert en de tranen over mijn wangen stromen. Ik schrijf als een bezetene.

Donderdagochtend vraagt Jeanet om ook de lezer naast de schrijver te tekenen. We zijn we voor het ontbijt gaan wandelen. Ik liep tussen twee boomstammen heen die als een V op de grond lagen. Vanuit de dunne onderkant van de V wezen de twee stronken naar de uitgestrekte duinen voor mij. Dus ik teken de V. Ik voel me verscheurd deze ochtend tussen de schrijver en de lezer. Ik stuur stukken naar mijn lief en naar mijn schoonmoeder. Doodeng! Wat zal de lezer vinden? De stukjes die ik vandaag schrijf missen iets, ik ben niet meer zo diep in het water, eerder er op, alsof ik nu meedrijf op een boomstam. Dit voelt niet goed.

Om 1 uur spring ik op de fiets, ik wil weg uit de schrijfzaal, de zon roept me, misschien kan ik ergens anders schrijven. In de zon uit de wind, liefst met uitzicht op zee. In Midsland is het strandpaviljoen misschien open. Ik fiets door de Koegelwieck en het Formerumer bos. Met een stevige noordooster in de rug, langs een azuurblauw duinmeer, witte schapen bij elkaar in de luwte van een duin. Een bocht om en ik rij een poort van eikenbomen in. Ze klampen zich vast aan hun laatste gele blaadjes, maar ze dwarrelen toch over me heen. Zacht en geruststellend. Af en toe valt er een baan zonlicht over me heen. Het bos vat vlam, geel wordt opgelicht en bruin wordt feloranje. Het bos omarmt me. En terwijl ik trap voel ik de kracht door me heen stromen. Ik val samen met de stroom, met mezelf. De schrijver in mij is gelukkig onstuitbaar. Een lezer is belangrijk, maar ik schrijf voorlopig alsof niemand het leest. Op het strand een eerste versie van dit stuk met weids uitzicht. Op een tochtige trap van strandpaviljoen de Branding in Midsland aan Zee. Die bleek dicht.

Vrijdag is het al weer de laatste schrijfdag. Met Nanda voer ik het laatste coachingsgesprek. Ik heb 17 stukjes van mijn boek geschreven die een redelijk logisch verhaal zijn. “Ongelooflijk wat jij deze week voor elkaar hebt gekregen!” begint ze, “het is alleen nog niet af.” Ik kijk haar verbaasd aan. “Misschien kan je wat meer vertragen in je stukken, scenes uitdiepen, beter aan ons laten zien wat je meemaakt in plaats van er alleen over te vertellen. Je gaat zo snel!” Ik snap heel goed wat ze bedoelt. De stroom heeft vat op me gekregen, ik ben helemaal los gegaan, als een razende. De urgentie om dit boek op papier te krijgen heeft de overhand gehad.

Ik dacht dat ik deze week de perfectionist in mij minder de boventoon had laten voeren. Schreef ik aan het begin van de week niet: het resultaat lijkt er niet toe te doen? Ik lach hardop om mezelf. Ik zal altijd perfectionistisch blijven, maar ik geniet meer en meer van het proces, vertrouw er op dat het resultaat goed genoeg zal zijn. Zo wordt het perfectionisme een kwaliteit in plaats van een obstakel.

Zaterdag ga ik naar huis, terug naar het dagelijkse leven waar ik me met zoveel plezier aan heb onttrokken. Zes uur reizen. Onderweg schrijf ik dit stuk af. Bløf vertolkt Heldere gedichten in mijn oren. De zon zakt geel roze paars achter de horizon. De hemel versmalt door huizen, bomen, stallen, bedrijventerreinen, hoogspanningskabels, reclameborden, McDonalds. Voor ik het weet sta ik op het stationsplein in Haarlem. De wolken tekenen een V in de adembenemende lucht. De reis als schrijver is nog maar net begonnen.

Geef een reactie