Ik loop het Hoornse bos in, heel even twijfel ik, maar dan zet ik stevig de pas er in. Het is half 5 ’s middags, het wordt al schemerig. Het is erg druilerig weer. Ik heb de hele middag als een gek zitten typen dus nu moet ik er even uit, het donker houdt me niet tegen. Ik volg een route dus wat kan me gebeuren? De zijpaadjes lonken naar me, wat zou er gebeuren als ik ze volgde? Niemand weet dat ik hier ben, alleen mijn schoonmoeder die 400 km zuidelijker verblijft, heb ik een berichtje gestuurd dat ik nu nog ga wandelen. Ik loop hier alleen, het is doodstil afgezien van het gedrup van de regen en een paar vogelgeluidjes. Een vaag geruis herinnert me er aan dat de Noordzee niet ver weg is. Als ik verdwaal dan los ik op in het donker. Die mogelijkheid geeft me een lekker gevoel, nooit meer verplichtingen. Hmm soms is het heerlijk fantaseren.
Maar wat een fantast ben ik toch! Zo groot is het Hoornse bos nou ook weer niet. En ik loop immers nu hier omdat ik op Terschelling ben om een boek te schrijven. Daar heb ik de hele middag aan gewerkt. Het boek moet er komen, het dient zich aan, trekt me naar de computer. Ik loop wat sneller nu, het wordt heel rap donker. Ik kan het pad nog wel zien maar de route bordjes kan ik bijna niet meer onderscheiden. Af en toe struikel ik over een boomwortel of een tak.
Ik besluit de route te verlaten en richting de weg te lopen, ik heb mijn telefoon bij me dus echt verdwalen zal ik niet. Maar de weg die ik zoek staat tot mijn verbazing niet op Google Maps! Wel wijst het blauwe stipje me ongeveer welke richting ik op ga, want ik heb niet voldoende bereik voor precieze locatie bepaling. Gelukkig loop ik parallel aan het water want ik hoor het breken van de branding nu duidelijk aan een kant. Als ik dit karrenspoor volg moet ik vanzelf tegen de weg aanlopen. Zo niet dan verdwaal ik inderdaad. Ik word langzaam echt bang, want ik zie nu bijna niks meer.
En dan opeens is daar het asfalt. Bah, ik had nooit van mezelf verwacht dat ik zou blij zou zijn met deze ondergrond onder mijn wandelschoenen. Ik haal opgelucht adem en loop richting de Volkshogeschool die aan deze weg ligt en waar ik verblijf en schrijf. De enige lantaarnpaal langs deze weg staat bij de ingang en die zie ik opeens opdoemen. Een fel licht in de duisternis. Ik knipper met mijn ogen en loop snel de poort door.