“Floor bij jou is het what you see is what you get.” Dat zei mijn laatste, zeer gewaardeerde leidinggevende ooit tegen mij tijdens een functioneringsgesprek. Ik vroeg haar toen om uitleg en ze antwoordde dat het een groot goed was om altijd te tonen hoe je vlag er bij hangt. Maar dat het niet professioneel is om dat altijd te doen. Een beetje meer afstand en minder tonen hoe ik me voelde, zou niet alleen mijn collega’s, maar ook mijzelf ten goede komen. Onlangs kreeg ik iets dergelijks te horen van een tijdelijke medewerker op de camping. Hij had veel last gehad van mijn ochtendhumeur. Hij noemde het begrip hospitality, alsof wij die kunst niet beheersen. Het zette me aan het denken en ik hoorde haar stem weer na acht jaar, alsof het gisteren was.
Want zij had gelijk. Bij mij is het what you see, is what you get. Ik steek mijn mening en humeur niet onder stoelen of banken, mijn hart ligt op mijn tong. En wat mij betreft geef ik je daarmee een compliment. Ik vertrouw je voldoende om dat kwetsbare deel van mezelf, aan je te tonen.
Omdat ik heus wel weet, door schade en schande geleerd, dat niet iedereen daar mee om kan gaan of op mijn eerlijkheid zit te wachten, ben ik ingetogener geworden. Ik overweeg vaak eerst hoe ik iets tactisch kan brengen. Of geef iemand het antwoord dat hij wil horen. Als een campinggast die ik nauwelijks ken aan mij vraagt of het leven als camping eigenaar mij bevalt, dan antwoord ik, zonder na te denken, met een grote glimlach, ook om 9 uur in de ochtend met ochtendhumeur: “Ja zeker!” En dat meen ik ook. Ik wijd niet meer uit met een genuanceerd verhaal over hoe veeleisend dit werk is en dat het soms lastig is om om een balans te vinden tussen werk en privé.
Of dat ik worstel met de invulling van mijn rol als gastvrouw. Want de moeder van mijn halfbroer zei me, toen wij overwogen om een camping te gaan runnen: “Jij bent helemaal geen geboren gastvrouw.” En ook zij had gelijk. Hospitality betekent voor mij dat ik mijn gasten ontvang als mens met beperkingen. Ik ben geen superheld. Structureel aan mezelf voorbij gaan, voor de gasten, is niet gezond en ook niet nodig. Ik wil en kan goed gastvrij onze gasten ontvangen, liefdevol en met een glimlach. Ik sta dag en nacht voor ze klaar, zeker bij calamiteiten. Ik vind dat heel professioneel, want veruit de meeste gasten worden hartelijk ontvangen en uitgezwaaid, ook al heb ik een ochtendhumeur, of ben ik door onvoorziene omstandigheden al drie weken non-stop aan het werk.
Maar ik stel ook noodzakelijke grenzen. Op mijn vrije dag ontwijk ik de gasten. Ze kunnen met al hun vragen terecht bij onze zeer capabele medewerkers. In de avond eten we alleen met ons gezin. Daarbij worden we vaak nog een keer gestoord voor een aankomst of een akkefietje. We ontvangen alleen bij hoge uitzondering nieuwe gasten nog na 8 uur in de avond. Daarna proberen we even te ontspannen, zodat we zo goed mogelijk kunnen gaan slapen.
Eigenlijk bestaat er zes maanden lang nauwelijks een privé leven. En dat is soms best lastig als je kinderen hebt en een relatie, waarvan je wilt dat die uit meer bestaat dan alleen het samen runnen van een bedrijf. Ik leer elke dag nog bij hoe ik die balans beter kan maken. Hoe ik steeds minder ten koste van mezelf een seizoen lang kan zorgen voor mijn gasten, mijn gezin, mijn medewerkers. Un boulot de dingue zei een gast eens tegen mij in het eerste jaar toen ik in de avond de planten nog water liep te geven. Ook zij had gelijk, het is eigenlijk gekkenwerk. Maar zolang ik mezelf nog op professioneel en persoonlijk vlak ontwikkel en er voldoening uit haal, blijf ik het nog doen.
Hey lieverd ja ik lees en snap wat je zegt. Het is een kunst om altijd in de plooi te staan en juist dat hoeft dus niet. Het mag jouw eigenheid blijven. ❤️
Merci lieverd! Ik niet alleen. Wij allemaal!