Als kind deed ik het al veel. Lezen. Om te ontsnappen aan de dagelijkse werkelijkheid. Ik zat op mijn zolderkamertje in een stapel kussens achter mijn bed. Of las stiekem met een zaklamp onder de dekens als ik moest slapen. Als ik las was ik niet in het echte leven. Ik hoefde me niet bezig te houden met de grillen van mijn ouders en klasgenoten die mij pesten. Zij konden me in de boeken niet volgen. Ik las alle boeken die de bibliotheek bezat. Eerst uit de bieb bus die elke week op de hoek van onze straat stopte naast de kerk. Later, toen ik zelf naar het centrum van Utrecht mocht fietsen, trapte ik elke week zo hard ik kon naar de hoek van de Oudegracht. Om te verdwalen langs rijen kasten vol met boeken. Elk jaar met de Kinderboekenweek mocht ik zelf een boek kopen van mijn grootouders. Ik was fan van Thea Beckman en kon de GVR in een middag uitlezen.
Toen ik ouder was las ik de Hart van Inkt trilogie van Cornelia Funke. Daarin kunnen Meggie en haar vader Mo mensen het verhaal in lezen, maar er ontsnappen dan ook personages uit het boek. En ik begreep eindelijk dat ik niet de enige was die in boeken kon verdwijnen.
Ik doe het nu nog, me laten verleiden door een boek. Sinds ik door een zware griep gedwongen in bed moest blijven, lees ik alle Harry Potter boeken. En ik ervaar weer die dwang. Alsof er een hand van tussen de bladzijden mij grijpt en me het verhaal in trekt. Ik kan niet meer stoppen met lezen. Ik wil het ook niet. Ik lees door tot midden in de nacht (terwijl ik eigenlijk echt moet slapen). Door me onder te dompelen in de letters, woorden en zinnen die zich aaneen rijgen tot avonturen, ontsnap ik weer even aan de dagelijkse werkelijkheid: op de camping bijna non-stop beschikbaar zijn. Ik moet een wekker zetten om mijn dienst in de friterie niet te vergeten. Het is alsof ik me moet losrukken. Maar het liefst verdwaal ik net als Meggie in het boek. Om nooit meer terug te komen.