Stel dat ze je niet toestaan
te treuren om de lente
niet toestaan te breien.
Stel dat ze zeggen
stil te gaan zitten
wachten…
Yang Mu, Laat de wind voordragen 2 (vertaling uit het Chinees door Silvia Marijnissen)
De lente bestormt het landschap, mijn uitzicht. Ze verovert de heggen met heldergroene vlier en meidoorn. En met witte sleedoorn en krent. De pruimenboom bij de buren, 100 meter lager, bloeit net. Bij ons op 450 meter hoogte, is de pruim nog bezaaid met bolletjes groen. Duizenden bloemenknopjes. De bosuil hoor ik nog niet zo veel. Misschien zijn de nachten nog te koud? Vanmorgen knisperde het berijpte gras onder mijn schoenen, toen ik de hond uit liet. Vanmiddag werd het al 16 graden. Ik keek op vlak voordat ik het bos in liep. De eerste groene boom ving mijn blik. Miljoenen kleine heldergroene naaldjes versierden de lariks. Gisteren was er nog niks van te zien.
Alle loofbomen zijn nog kaal. Hun statige skeletten steken zwart af tegen de zomers blauwe lucht. Of tegen de volle maan. Ik loop om 9 uur ’s avonds nog een rondje over ons terrein. De klok is verzet, dus in de verte gloort nog het oranje van de zonsondergang. Aan de andere kant schijnt de Supermaan fel. Ze belicht mijn pad en geeft me een schaduw. Een zaklamp zou het niet beter kunnen.
Sinds een week is ons departement weer in lockdown. In Nevers (de hoofdstad van het departement op anderhalf uur rijden van ons) rijzen de besmettingscijfers de pan uit, in combinatie met bijzonder weinig IC capaciteit. We mogen niet verder dan 10 kilometer van huis en het departement niet verlaten, behalve voor dringende redenen. Dat wordt nog oppassen geblazen als we de hond uitlaten. De grens met het andere departement loopt over het pad achter de camping. We moeten wel aan de goede kant blijven lopen. Anders riskeren we een boete. Gasten mogen we op de camping voorlopig niet ontvangen.
Het is de tweede keer dat we in april niet open mogen vanwege een lockdown. Dat gasten niet met ons mee genieten van de lente, van de volle maan en de kracht van de voorjaarszon op blote huid. Het niet mogen delen, zet een domper op al die lentepracht. Alsof op samen genieten, ook een boete is komen te staan. Het is zoiets als tegen de pasgeboren lammetjes zeggen dat ze niet meer zo uitbundig mogen blaten, laat staan zomaar rondspringen in de wei. Of de vogels hun mond snoeren of de zon dimmen. En de maan zeggen dat hij niet Super mag zijn. De uitbundigheid en vrijheid van de lente laten zich gelukkig niet temmen. Maar ze leggen door het grote contrast, wel de nadruk op de beperking van onze vrijheid.
Mooi verwoord! Dit zijn precies de woorden aan het gevoel dat ik ook heb. De natuur ontplooit zich uitbundig, het maakt mij vrolijk en blij. Dit gevoel kunnen ze me gelukkig nooit afnemen!
Dank je wel lieverd! En je hebt gelijk!