Jou

Een paar keer per dag rijd ik de heuvel af. Meestal om de kinderen naar school te brengen of om ze op te halen. Al dan niet gecombineerd met een bezoek aan kapper, supermarkt, gemeentehuis of postkantoor. In het ruim tien minuten durende ritje naar het dorp luister ik naar muziek. Ongeveer drie nummers, afhankelijk van de lengte ervan en de hoeveelheid tractoren waar ik gedwongen achter moet blijven rijden. Liefst op z’n allerhardst, mee kwelend, en als de temperatuur het toelaat, met de ramen open.

De meeste liedjes gaan over de ander. De ander houdt van ons, doet ons zeer, berokkent ons leed, maakt ons zielsgelukkig, laat ons lachen, verlaat ons enzovoort. We laten veel van ons (on)geluk afhangen van de ander. Dat is kennelijk een maatschappelijke verwachting. Dat het leven pas wat waard is als het gedeeld wordt. Met anderen, je kinderen, je partner, je vrienden en via insta en facebook laten we de wereld weten hoe goed het met ons gaat. Via LinkedIn hoe geweldig onze carrières verlopen. We leven voor de ander, wat iemand anders vindt, wat een ander ons geeft. We leren niet om alleen te zijn, in de eerste plaats van onszelf te houden. Er komen maar weinig mensen aan mijn balie die er echt van genieten van alleen op vakantie zijn. Het is noodgedwongen en ze maken er het beste van.

Wat zou er gebeuren als we in alle liedjes het woord ‘jou’ zouden vervangen door ‘ik of mij’? Dat zou ons wellicht aansporen om bij onszelf te rade te gaan. Wat leeft er in ons zonder die ander? Waar word ik nou echt gelukkig van? En dan te leren om er gewoon te zijn. Tevreden of niet. Dat je zelf voldoende en afdoende bent, of misschien nu even niet. Zonder steeds te spiegelen of te verwachten dat een ander je voldoening geeft. Het leven dus te nemen zoals het komt, soms te genieten en soms niet. En dan vanuit onszelf ontmoetingen met anderen te vieren, of te vervloeken.

Geef een reactie